Jannie Bakker uit Groesbeek.
DE WOLF EN DE 7 GEITJES.
(Een Marine versie uit de jaren zeventig)
Er waren eens zeven geitjes en een ouwe geit. Iedere dag na vastwerken gingen ze met de sloep van vijf uur de wal op.
Het was nog lang geen kat vangen, daarom ging de ouwe (de baksmeester) alleen om zijn witjes en sepatoe’s te verpatsen bij de chinees.
Ze hielden een klein alle hensje en zeiden tegen elkaar: "de ouwe moet zich zelf even drukken, ga nou ondertussen geen klerezooitje trappen en als de wolf komt, zeg dan maar dat hij kan zakken. In ieder geval niet open doen, anders zijn jullie toch wel ketelaar dit weekend". "Hallo", zeiden de geitjes "zien we zo bleek", "safe" zei de ouwe weer."Kijk even of mijn kraag recht zit, dan kan ik nog de sloep halen".
Toen de ouwe aan haar palen was getrokken gingen de geitjes kassie gooien om een potje en alles was krent tot er op de deur werd geramd. "Daar heb je het gedonder al", zeiden de geitjes. "Wij zijn zuur". "Ja appa loos"riep de moedigste. "Maak die pintoe effe open"zei de wolf die buiten stond en de geitjes wilde lijmen voor een vuile bak.
"Je ouwe moer" brulden de geitjes weer en "klein beetje Europeaan hoor". "Dan trap ik de deur in" zei de wolf. "Gloeiende knijp" schreeuwden de geitjes weer. "Ze hadden je moeten hangen tussen twee balen hete lucht".
De wolf voelde wel, dat hij knijp liep en trok aan zijn palen. Even later kwam hij terug en riep met een wijvenstem dat ze de deur moesten openen want alles was toetoep. "Neem je eigen moer maar in de maling" riepen de geitjes. Toen was er één zo flink om de wolf te vragen zijn klauw onder de deur te steken. De wolf was ook niet achterlijk en stak zijn klauw eerst in een baal meel. De geitjes schreeuwden: "Hoge pit, daar is de ouwe met een vette hap, open de tent jongens". Nou je begrijpt wel dat de geitjes zich lam schrokken toen de wolf binnen kwam. Eén riep nog: "vind je dit normaal?"
De wolf nam meteen een duik tussen de geitjes en ramde ze eerst half lens en perste ze rauw in zijn kanaal. Alleen het jongste geitje was zo bij de tijd om in de klok te duiken, waar hij harpstijf bleef zitten tot de wolf "handen schoon" blies.
‘s Avonds kwam de ouwe thuis met een klein stuk in haar kraag. "Waar is mijn baksvolkje" brulde zij "het is al overal geweest hoor". Toen dook de jongste uit de klok en vertelde wat er loos was.
Nou, de ouwe was op d’r strot dat kan je nagaan. "Die vetnek" riep ze, "die bakkies zal ik hem afleren". Ze pakte setroes een nijf uit de bakskast en trok met de kleine naar het wolvenhol, waar de wolf met zijn vette pens plat lag. Toen de ouwe de wolf in de peiling kreeg riep ze: "Hé, je heb mijn puppies opgevreten baal hooi" "Helemaal niet" zei de wolf, "je kan wel zwiepen, tijdje de hondenwacht gelopen hoor". "Hij liegt dat hij barst" zei het jonge geitje. "Hij moet amper over zijn nek van die geitenhap". "Snap ik" zei de ouwe en gaf de wolf een puist voor zijn ei en zo hard dat hij ervan over zijn nek ging en de andere geitjes voor noppes met hun platte bek op dek pletterden.
"Nou mannen" commandeerde de ouwe, "aantreden voor baksgewijs en verplicht joelen met ontbloot hoofd en laat ik je niet schaken dat je geen veer in de pet hebt"!
Toen grepen ze de wolf en duwden zijn pendekkie vol met keien en pleurden hem midscheeps de majum in. "Aftrap wolf" riep de ouwe. "Die gaat bij Petrus aan de bak schaften". "Kom mee mannen", riep de ouwe "het is kooien af geweest".
En na de vlag neerhalen en de avondronde was alles in diepe rust verzonken.